Het rapport ‘Als één overheid – slagvaardig de toekomst tegemoet’ wil graag een rol spelen in de voorbereidingen van de komende kabinetsformatie. Dat betekent: politici en ambtenaren winnen voor je gedachtengoed. Hoe doe je dat? Overheid van Nu sprak met Tweede Kamerlid en woordvoerder financiën Joost Sneller (D66). ‘De hoofdlijn onderschrijf ik, maar ik weet nu nog niet wat ik moet doén.’

 Op 10 september 2020 verscheen het rapport ‘Als één overheid - slagvaardig de toekomst tegemoet!’ van de studiegroep Interbestuurlijke en Financiële Verhoudingen. Vijf weken later werd de motie aangenomen die Tweede Kamerlid Özütok (GL) had ingediend naar aanleiding van het rapport. De motie stelt dat het rijk, ‘ter voorbereiding op de kabinetsformatie, met decentrale overheden in gesprek moet gaan over een gedeelde probleemanalyse, mogelijke oplossingen, onderscheiden verantwoordelijkheden, en beleidsopties over het takenpakket van decentrale overheden’.

Zo leek de hoop van rapportauteur Bernard ter Haar werkelijkheid te worden: het rapport verdwijnt niet geruisloos in een la.

Tweede Kamerlid Joost Sneller (D66) stemde voor de motie. Sneller (1982) heeft al een brede politieke en ambtelijke ervaring. Hij was gemeenteraadslid in Den Haag en beleidsmedewerker Binnenlandse Zaken bij de Tweede Kamerfractie van D66. De afgelopen jaren was hij voor D66 woordvoerder financiën.
 

Wat gebeurt er nu eigenlijk als een rapport zoals ‘Als één overheid’ verschijnt? Hoe gaat dat eigenlijk?

Sneller: ‘Je hebt rapporten die één-op-één worden overgenomen, vaak zelfs zonder democratisch gesprek daarover. En je hebt rapporten die in een diepe la verdwijnen. Bij dit rapport is lastiger te zien wat de echte doorwerking zal zijn.’
 

Joost Sneller (Tweede Kamer, D66): 'Het is nog lastig te zien hoe dit rapport kan doorwerken.'

Waar ligt dat dan aan?

‘Nou ja, als je precies kijkt: het rapport van de studiegroep heeft feitelijk geen logische eigenaar. Een groot aantal van de inhoudelijke vraagstukken in het rapport zou op het bordje van het ministerie van BZK kunnen liggen. Anderzijds staan er verschillende casussen beschreven die domeinen raken zoals ‘wonen’, maar die ook gaan over het functioneren van de GGZ (VWS) of over de energietransitie (EZK). Dat maakt dat het voor de verschillende woordvoerders van de fracties maar ten dele interessant is. Dat geldt ook voor mij als woordvoerder ‘financiën.’ Terwijl er in het rapport echt een aantal dingen staat, waar ik iets mee kan.’ 

‘Het is ruim 83 pagina’s dik. Als je dan ook nog bedenkt dat het een pleidooi bevat voor een nieuw besturingsmodel: ook dat moet je willen doorgronden. Kortom: zo’n rapport heeft ook best kans om in het ongerede te geraken.’ 
 

‘Het rapport geeft vooral richtingen aan en is niet altijd even concreet’

Wat maakt dat een rapport wel of niet gebruikt wordt?

‘Allereerst: ik heb bestuursadviseurs gesproken, die erg enthousiast zijn over de inhoud. Maar, het rapport geeft vooral richtingen aan en is – dus – niet altijd even concreet. Soms is het heel essayistisch. Ik lees bijvoorbeeld: ‘Aan de verschillende Klimaattafels [...] werken we samen met de netbeheerders actief toe naar investeringsbeslissingen’. En een stukje verderop: ‘Wij zien de noodzaak voor een planmatige aanpak in de energietransitie, een aanpak gericht op effectiviteit en efficiëntie.’ 

‘Daar is natuurlijk geen letter aan gelogen, maar dan weet ik nog niet precies wat ik zou moeten doen. Eerlijk: ik had dit zelf ook zo kunnen opschrijven. Ook de politiek heeft ‘recht’ op duidelijke taal. Want dan is de doorwerking nog groter. Dat neemt niet weg dat ik de achterliggende boodschap goed begrijp.’
 

Laten we inzoomen op de hoofdlijn: werken als één overheid zijn. Wat vind je daarvan?

‘Uiteraard, dat willen we allemaal. Maar de praktijk is toch echt weerbarstig. Kijk maar eens naar hoe we omgaan met het eventueel uitstellen van de verkiezingen vanwege corona. Daar zijn we het met elkaar nog lang niet over eens. En tot op zekere hoogte is dat logisch. Eén definitie van politiek is, dat politiek bedoeld is om verschillen uit te vergroten. Zodat mensen ook iets – duidelijk - te kiezen hebben.’ 

‘Dus: waarom zou een rechtse gemeente mij hetzelfde advies moeten geven als een gemeente die door links bestuurd wordt? En dat geldt tot op zekere hoogte ook voor de verschillende bestuurslagen. In Amerika kennen we in dat opzicht de federalist papers. Dat kennen we – om het maar eens chic te zeggen - in de gedeconcentreerde eenheidsstaat Nederland natuurlijk ook. ‘Werken als een overheid’ is een beetje de kwadratuur van de cirkel. Op rijksniveau moet er een aantal schuiven omgezet worden.’ 
 

De financiële aanbevelingen - wat neem je daaruit mee?

‘Over het uitbreiden van het lokaal belastinggebied lees ik een aantal interessante gedachten. Een van de aanbevelingen is dat we de lokale overheden gelijkwaardiger moeten positioneren. Ook qua financiering. Daar zit echt een punt. Want er moet in gelijkwaardigheid qua financiering echt iets gebeuren. Immers: de OZB-belasting die een gemeente kan ‘ophalen’, schraagt maar een klein deel van de begroting. Dus het pleidooi voor vergroting van het eigen belastinggebied van decentrale overheden kan ik goed volgen. En dat zou inderdaad een randvoorwaarde zijn voor meer gelijkwaardigheid tussen rijk en de decentrale overheden.’  
 

‘We moeten lokale overheden gelijkwaardiger positioneren, ook qua financiering’

‘Als ik de politieke kant van deze zaak iets mag uitdiepen: zowel nu in de Kamer als vroeger in de raad heb ik veel discussies meegemaakt over juist deze financiële systematiek, die we met elkaar in Nederland hebben afgesproken. Dan kun je denken aan de ‘trap op, trap af’-systematiek (waarbij de omvang van het gemeente- en provinciefonds gekoppeld is aan de uitgaven van het rijk, red.). Aan het accres (de toe- of afname van de hoogte van het gemeente- of provinciefonds door de koppeling met de rijksuitgaven, red.) En aan de daarmee samenhangende schommelingen in de gemeentelijke begrotingen. Als ik het scherp zou mogen formuleren: feitelijk gedragen we ons daarin zeker niet als één overheid, maar gedragen we ons juist een beetje als twee doven. Dat vraagt dus in zekere zin om een systeemdoorbraak. Maar: durf dat maar eens!

Wat kan wel?

‘Je kunt qua nieuwe manieren van werken absoluut een pilot doen, vanuit het interbestuurlijk programma. Om – en dan niet op een groot thema – dan juist die nieuwe manier van werken in de praktijk te brengen. En daarvan te leren. Ook het instellen van een arbiter om de verschillende inzichten rond artikel 2 van de Financiële-verhoudingswet te depolitiseren (dit artikel schrijft voor hoe het rijk moet handelen rondom de financiering van taken die zij naar andere overheden overhevelt, red.), is een goede gedachte. Dat vraagt ook wel van gemeenten om tot een breed gedragen standpunt te komen. En: innovatieve financiële arrangementen – dat is een zinvolle, creatieve suggestie.’ 
 

‘Blijf juist nu extra aandacht vragen voor dit rapport!’

‘Ik zie het opleveren van dit rapport niet als het einde, maar juist als het begin. Je moet juist nu in deze periode extra aandacht blijven vragen voor dit rapport. En dus ook echt met de verschillende woordvoerders in gesprek gaan en blijven. Er zit uiteindelijk toch het nodige handelingsperspectief in. Dat moet je zowel politiek als ambtelijk onder de aandacht blijven brengen. Dus: doen!’